ALGEMENE TOELICHTING OP MIJN WERK:
Ik ben gefascineerd door de immense hoeveelheid aan planning en inspanning die we verrichten om onze omgeving zó vorm te geven, dat zij aan de eisen voldoet van iedereen die hier woont en werkt. Vooral in de Randstad is deze neiging tot maakbaarheid van de omgeving alomtegenwoordig. Waar zie je hier nog oorspronkelijkheid? Natuur is veel meer een vormgegeven product met een zodanige verschijning dat het als iets natuurlijks wordt waargenomen. Natuurlijk, maar wel conform planning!
Waar komt deze do-it-yourself-houding vandaan? Volgens mij heeft zij in de Nederlander wortels kunnen slaan, is zij letterlijk en figuurlijk zijn tweede natuur geworden, omdat in dit ‘lage landje’ meer dan 20% van de grond door drooglegging is ontstaan. Het is een mentaliteit die zich door de eeuwen heen in de Nederlander heeft genesteld om (meer) grond onder de voeten te krijgen. Dit is overal en in alles zichtbaar.
En omdat ik geen milieuactivist ben, maar een kunstenaar met een voorliefde voor de onverklaarbare en poëtische kanten van ons bestaan, valt mijn blik vaak op absurde en surreële verschijnselen in de infrastructuur. Zo wordt bijvoorbeeld een deel van het gewonnen land in de vorm van re-creatie-gebieden weer aan 'de natuur' teruggegeven.
In mijn eigen landschappelijke creaties kan men deze vormen van absurditeit op een subtiele en humoristische wijze terug vinden. Het absurde komt voort uit de tegenstelling tussen een strenge en speelse of serieuze en naïeve benadering en heeft te maken met een maniakale en easy-going-houding. Meestal heeft ook het gekozen materiaal, de bewerking en het gebruik ervan, een absurde lading. In de installatie ‘Landschap met schapen’ bijvoorbeeld is dat te zien in de verbeelding van ‘schaapjes en schaapjeswolken’: Een luchtig thema, dat door de immense hoeveelheid werk om een kleed van 24m2 uit plastic stroken te knopen, een ‘zware’ tegenstelling krijgt. Het gebruikte plastic afkomstig van vuilniszakken staat ook haaks op de naïef-romantische verbeelding.
De formele aspecten van mijn werk geven mijn interesse voor het grensgebied tussen schilderij en sculptuur weer. Hoe kan ik de waarneming van mijn omgeving vertalen in een zowel twee- als driedimensionaal ‘Abbild’, wat een optische illusie (eigen aan schilderkunst) en een fysieke belevenis (eigen aan beeldhouwkunst) mogelijk maakt? Om hierop een antwoord te vinden, heb ik de afgelopen jaren grootschalige, driedimensionale collages gemaakt van vooraf beschilderd papier en af en toe van plastic. De presentatieruimte wordt als het ware een monumentaal schildersdoek waarop klassieke – of clichématige – ideeën van landschap/natuur afgebeeld worden. Daarbij is de geschiedenis van de landschapsschilderkunst een essentieel uitgangspunt bij het bepalen van het onderwerp van verbeelding en de vertaling ervan naar het ‘doek’.
Ik houd me bezig met de spanning tussen de reële ruimte, de illusionistische kwaliteit van het afgebeelde en de fysieke aanwezigheid van het benutte werkmateriaal. De kijker neemt een enorme hoeveelheid snippers papier of stroken plastic waar, terwijl het materiële geheel een landschap verbeeldt. Een soort driedimensionaal impressionisme vervat in een collage. De perceptie beweegt zich heen en weer tussen dichtbij en ver weg, tussen plat en ruimtelijk en tussen realiteit en de abstractie ervan.
Voor mij zijn installaties als het ware enscéneringen vóór, met en in een specifieke ruimte. De karakteristieke eigenschappen van de ruimte zijn mede uitgangspunten bij het bepalen van aard en inhoud van de installatie. De ‘decorstukken’ die ik van te voren op mijn atelier heb vervaardigd voeg ik op locatie bij elkaar; de ruimte wordt waar nodig aangepast, zodat het decor met de ruimte tot een nieuw geheel kan worden. Bij mijn installaties ontbreken de acteurs en het toneelstuk. Betreedt de bezoeker het decor dan kan hij gezien worden als acteur en vormt zodanig een kunstmatig onderdeel van het onnatuurlijke landschap.